|
||||||||
De versies lopen lichtjes uiteen, als het erom gaat e achterhalen de hoeveelste soloplaat deze nieuwe nieuwe is: soms lees je dat het de elfde is, het bijgeleverde promoblaadje zegt dan weer dat het n°13 is. Ik heb lang niet alles in huis van deze Canadees die ik, zoals zovelen, leerde kennen via Blackie & The Rodeo Kings en die, zo bleek later, ook onder eigen naam en in duo met de geweldig ondergewaardeerde Andy White geweldig mooie platen gemaakt had. Dat alles had ik in het achterhoofd, toen ik voor de eerste keer deze nieuwe CD in de lade van mijn speler schoof en nauwelijks vier minuten later verdween elke (bij)gedachte helemaal : ik was namelijk nogal compleet van de kaart door opener “Break Our Mother’s Heart”, een nummer dat Fearing schreef met Tom Wilson, mede-Rodeo King van het eerste uur en, wat mij betreft, vooral de drijvende kracht achter de onderschatte Junkhouse. De song zet zo’n beetje de toon voor de hele plaat, waarop Fearing overschouwt waar de wereld aan toe is en welke zijn plaats is in dat hele proces. “Wie het verleden niet kent, is gedoemd het te herhalen”, was min of meer het leitmotiv tijdens het schrijfproces dat, naar ik lees, zich in een relatief korte, maar heel intense gulp gemanifesteerd zou hebben in de aanloop van de opnames. De klank van de plaat neigt naar die van de jaren ’60, de stijlen variëren van pure songwriting tot country -“ik begrijp George Jones nu pas”, zegt Fearing ergens- tot postpunk rock ’n’ roll (het geweldige “Stay With Me”) en de songs hebben het nogal vaak over de periode van transitie waarin de wereld zich bevindt en waarvan dus ook de muziekwereld en het individu Stephen Fearing de gevolgen dagelijks ervaren. Overigens vind ik in die titelsong nogal wat gelijkenissen met de Elvis Costello-versie van “Good Year for the Roses”, maar dat zal wel aan mij liggen. Eén van de hoogtepunten van de plaat is, wat mij betreft, “Emigrant Song”, een nummer dat al een zevental jaar oud is en geschreven werd samen met Andy White. Fearing was zelf ooit zo’n beetje een emigrant, aangezien hij in Canada geboren werd, maar zijn jeugd grotendeels in Dublin doorbracht. Nadat hij naar Canada terugkeerde, had hij zes of zeven verblijfplaatsen, alvorens hij zich in Victoria, BC zou vestigen. Als je zo’n parcours doorloopt, dan weet je wel ongeveer wat het is een emigrant te zijn. Fearing is doorgaans nogal direct in zijn formuleringen en dat is ook nu het geval in “Marie”, waarin hij van leer trekt tegen diegenen die zich achter godsdienst verschuilen om anderen onheus te bejegenen of in “Sunny”, waarin hij het opneemt voor transgenders en de weg die zijn moeten bewandelen in een door hetero-mannen gedomineerde wereld. “Someone Else’s Shoes”, het volgende hoogtepunt van de plaat, beschrijft de nood aan empathie, verdraagzaamheid en begrip: als we nog eventjes verder willen met deze wereld, dan zullen we die drie deugden terdege moeten ontwikkelen. Dit zijn slechts enkele bescouwingen over een bijzonder knappe nieuwe plaat, die tien songs bevat en niet één minderwaardige. Stephen Fearing heeft in de loop der jaren een een oeuvre bijeengespeeld en -geschreven, dat hem stilaan een toegangsticket tot de Premier League van de liedjesschrijverij moet opleveren. Dat hij zich doorgaans ook door toppers laat begeleiden, zoals hier het geval is met Scott Nolan, Christian Dugas, Julian Bradford, Jeremy Rusu en Jim Hoke, is ook al een blijvend teken van goede smaak en zal zeker die promotie naar de top allerminst in de weg staan. Samengevat: heerlijke nieuwe plaat van een gevestigde waarde, die beter wordt met ouder worden! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||